Zondag 20 maart 2022, Maartenskerk 10.00 uur, 3de zondag 40-dagentijd
Thema: de naakten kleden

Orgelspel

Welkom en mededelingen

Aansteken van de tafelkaarsen aan de Paaskaars met kaarsenlied Lied 290:

Licht van Pasen, zondagslicht, levensgloed op ons gezicht,
ga ons voor en vuur ons aan om verlicht op weg te gaan.

(allen gaan staan)

Aanvangslied: Lied 100: 1, 2, 3

Juicht Gode toe, bazuint en zingt.
Treedt nader tot gij Hem omringt,
gij aard’ alom, zijn rijksdomein,
zult voor den HEER dienstvaardig zijn.

Roept uit met blijdschap: `God is Hij.
Hij schiep ons, Hem behoren wij,
zijn volk, de schapen die Hij hoedt
en als beminden weidt en voedt.’

Treedt statig binnen door de poort.
Hier staat zijn troon, hier woont zijn Woord.
Heft hier voor God uw lofzang aan:
Gebenedijd zijn grote naam.

Moment van stilte

Groet
v Genade en vrede, u en jullie allemaal,
van God onze Vader en van Jezus Christus de Heer.
a Amen.

Bemoediging
v Onze Hulp is in de Naam van de Heer,
a die hemel en aarde gemaakt heeft,
v die trouw blijft tot in eeuwigheid
a en niet loslaat het werk van zijn handen.

Gebed van toenadering, afgesloten met …
v .… dit bidden wij U in de naam van Jezus Christus, onze Heer.
a Amen.

Vervolg aanvangslied: Lied 100: 4

Want God is overstelpend goed,
die ons in vrede wonen doet.
Zijn goedheid is als morgendauw:
elk nieuw geslacht ervaart zijn trouw.

(allen gaan zitten)

Inleiding op de zondag

Lied 1008: 1, 2

Rechter in het licht verheven,
Koning in uw majesteit,
louter ons geringe leven,
scheld ons onze schulden kwijt,
laat uw vleuglen ons omgeven,
troost ons met uw tederheid.

Hoor de bittere gebeden
om de vrede die niet daagt.
Zie hoe diep er wordt geleden,
hoe het kwaad de ziel belaagt.
Zie uw mensheid hier beneden,
wat zij lijdt en duldt en draagt.

Gebed om ontferming

Danklied: Lied 978: 3, 4

Gij hebt de bloemen op de velden
met koninklijke pracht bekleed.
De zorgeloze vogels melden
dat Gij uw schepping niet vergeet.
’t Is alles een gelijkenis
van meer dan aards geheimenis.

Laat dan mijn hart U toebehoren
en laat mij door de wereld gaan
met open ogen, open oren
om al uw tekens te verstaan.
Dan is het aardse leven goed,
omdat de hemel mij begroet.

Inleiding op de Schriftlezingen

Schriftlezingen door de lector

1ste Schriftlezing: 1 Samuël 17:31-40

“Davids vragen bleef niet onopgemerkt. Men vertelde het aan Saul, en die liet hem bij zich komen. David zei tegen Saul: ‘We hoeven om die Filistijn toch niet de moed te verliezen, heer. Ik zal met hem het gevecht aangaan.’ ‘Maar je kunt hem toch onmogelijk aan, ‘wierp Saul tegen. ‘Jij bent nog maar een jongen en hij is al van jongs af aan gewend om te vechten.’ ‘Ik heb altijd de kudde van mijn vader gehoed, ‘antwoordde David. ‘Wanneer er een leeuw of een beer kwam om een schaap of een geit uit de kudde te stelen, ging ik erachteraan, overmeesterde hem en redde het dier uit zijn muil. En als hij me wou aanvallen greep ik hem bij zijn kaken en sloeg ik hem dood. Leeuwen en beren heb ik verslagen en die onbesneden Filistijn zal het net zo vergaan, omdat hij de gelederen van de levende God heeft beschimpt! De HEER, die me gered heeft uit de klauwen van leeuwen en beren, zal me ook redden uit de handen van deze Filistijn.’ ‘Ga dan, ‘zei Saul tegen David, ‘en moge de HEER je bijstaan.’ Hij gaf hem zijn eigen uitrusting en hielp hem die aan te doen: een bronzen helm voor op zijn hoofd en een borstkuras. Ten slotte gordde David het zwaard om en probeerde een paar passen te lopen, omdat hij aan zo’n zware uitrusting niet gewend was. ‘Ik kan hier niet mee lopen, ‘zei hij tegen Saul, ‘ik ben dat niet gewend.’ En hij deed de uitrusting weer af. Hij pakte zijn stok, zocht vijf ronde stenen uit de rivierbedding en stopte die in zijn herderstas. Toen liep hij op de Filistijn af, zijn slinger in de hand.” (NBV)

Tussenzang: Lied 1001: 1, 2

De wijze woorden en het groot vertoon,
de goede sier van goede werken,
de ijdelheden op hun pauwentroon,
de luchtkastelen van de sterken:
al wat hoog staat aangeschreven
zal Gods woord niet overleven;
Hij wiens kracht in onze zwakheid woont
beschaamt de ogen van de sterken.

Zijn woord wil deze wereld omgekeerd:
dat lachen zullen zij die wenen,
dat wonen zal wie hier geen woonplaats heeft,
dat dorst en honger zijn verdwenen –
de onvruchtbare zal vruchtbaar zijn,
die geen vader was, zal vader zijn;
mensen zullen andere mensen zijn,
de bierkaai wordt een stad van vrede.

2de Schriftlezing: Efeziërs 6:10-20

“Ten slotte, zoek uw kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel. Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, om goed voorbereid stand te kunnen houden. Houd stand, met de waarheid als gordel om uw heupen, de gerechtigheid als harnas om uw borst, de inzet voor het evangelie van de vrede als sandalen aan uw voeten, en draag bovenal het geloof als schild waarmee u alle brandende pijlen van hem die het kwaad zelf is kunt doven. Draag als helm de verlossing en als zwaard de Geest, dat wil zeggen Gods woorden. Laat u bij het bidden leiden door de Geest, iedere keer dat u bidt; blijf waakzaam en bid voortdurend voor alle heiligen. Bid ook voor mij, dat mij de juiste woorden gegeven worden wanneer ik verkondig, zodat ik met vrijmoedigheid het mysterie mag openbaren van het evangelie waarvan ik gezant ben, ook in de gevangenis. Bid dat ik daarbij zo vrijmoedig spreek als nodig is.” (NBV)

Tussenzang: Lied 1001: 3

Wie denken durft, dat deze droom het houdt,
een vlam die kwijnt maar niet zal doven,
wie zich aan deze dwaasheid toevertrouwt,
al komt de onderste steen boven:
die zal kreunen onder zorgen,
die zal vechten in ’t verborgen,
die zal waken tot de morgen dauwt –
die zal zijn ogen niet geloven.

Preek

Muzikaal meditatief moment

Lied na de preek: Lied 990

De laatsten worden de eersten,
wie knielde krijgt een troon,
de knechten mogen heersen,
de dienaar heet een zoon.

O Heer, o eerstgeboren
van allen uit de dood,
Gij zoekt wat is verloren,
Gij maakt het leven groot.

Gij die als allerlaatste
ter wereld wederkomt,
Gij wijst ons onze plaatsen
wanneer de strijd verstomt.

Wie zelf zich hoog verheffen,
die slaat zijn oordeel neer,
de bergen worden vereffend,
de zee zwijgt voor de Heer.

Maar wie zich heeft gebogen
voor wat Hij geboden heeft,
die zal Hij ook verhogen
zo waar Hij eeuwig leeft.

De laatsten worden de eersten,
wie knielde krijgt een troon,
wie slaaf was mag nu heersen,
de vreemdeling wordt zoon.

Dankzegging en voorbeden, stil gebed en gezamenlijk Onze Vader

Collectemoment

(allen gaan staan)

Slotlied: Lied 1005: 1, 4, 5

Zoekend naar licht hier in het duister,
zoeken wij U, waarheid en kracht.
Maak ons uw volk, heilig, vol luister,
schijn in de donkere nacht.
Christus, ons licht,
schijn door ons heen, schijn door het duister.
Christus, ons licht,
schijn ook vandaag, hier in uw huis.

Zoekend naar troost zijn velen dakloos,
zoekend naar warmte zijn velen koud.
Maak ons een huis van levende stenen,
schuilplaats door U gebouwd.
Christus, ons licht,
schijn door ons heen, schijn door het duister.
Christus, ons licht,
schijn ook vandaag, hier in uw huis.

Met zoveel gaven aan ons gegeven,
voor zoveel leed, zoveel gemis.
Maak ons uw dienaars, leer ons te delen,
totdat uw rijk hier is.
Christus, ons licht,
schijn door ons heen, schijn door het duister.
Christus, ons licht,
schijn ook vandaag, hier in uw huis.

Zegen

Orgelspel