Zondag 20 augustus 2023, Maartenskerk 10.00 uur
Thema: Behouden aankomst!

Orgelspel

Welkom en mededelingen

Aansteken van de tafelkaarsen aan de Paaskaars met kaarsenlied Lied 290:

Licht van Pasen, zondagslicht, levensgloed op ons gezicht,
ga ons voor en vuur ons aan om verlicht op weg te gaan.

(allen gaan staan)

Aanvangslied: Lied 93: 1, 2, 3

De HEER is Koning, Hij regeert altijd,
omgord met macht, bekleed met majesteit.
Hij grondvest d’aarde, houdt haar vast in stand.
Onwrikbaar staat het bouwwerk van zijn hand.

Uw troon staat van de aanvang af gesteld
op vaste pijlers in het oergeweld.
Rivieren slaan, rivieren slaan, o HEER,
het water stijgt, het water stijgt steeds meer.

Geweldiger dan water en dan wind
is in de hoogte God die overwint.
Geweldig is de HERE die zijn voet
plant op de nek van deze watervloed.

Moment van stilte

Groet
v Genade en vrede, u en jullie allemaal,
van God onze Vader en van Jezus Christus de Heer.
a Amen.

Bemoediging
v Onze Hulp is in de Naam van de Heer,
a die hemel en aarde gemaakt heeft,
v die trouw blijft tot in eeuwigheid
a en niet loslaat het werk van zijn handen.

Gebed van toenadering, afgesloten met …
v .… dit bidden wij U in de naam van Jezus Christus, onze Heer.
a Amen.

Vervolg aanvangslied: Lied 93: 4

Uw macht is groot, uw trouw zal nooit vergaan,
al wat Gij ooit beloofd hebt, blijft bestaan.
Tot sieraad is uw hoge heiligheid
en in die glans trotseert uw huis de tijd.

(allen gaan zitten)

Inleiding op de zondag

Gebed om ontferming

Danklied: Hemelhoog Lied 555

Dank U, Vader van de lichten,
voor de sterren en de maan,
dank dat U mij niet een dwaalweg
door de duisternis laat gaan,
dank U voor het licht der wereld,
voor de zon van mijn bestaan.

Dank U, Jezus, voor uw liefde,
uw nabijheid en geduld,
voor het offer van uw leven,
de vergeving van mijn schuld,
dank dat mij het licht van Pasen
met de moed der hoop vervult.

Dank U, Geest, voor al uw gaven,
voor het goede wijd en zijd,
voor de vrede en de vreugde,
voor de trouw te allen tijd,
dank voor alle troost en vriendschap,
dank voor de zachtmoedigheid.

Gebed om vernieuwing door de Geest van God

Inleiding op de Schriftlezing

1ste Schriftlezing: Handelingen 27:18-32

“Het geweld van de storm was zo groot dat ze de volgende dag een deel van de lading overboord gooiden, en de dag daarna wierpen ze zelfs de scheepsuitrusting in zee. Dagenlang waren de zon noch de sterren te zien en bleef de storm in alle hevigheid woeden, zodat we ten slotte elke hoop op redding verloren. Al geruime tijd had niemand aan boord nog iets gegeten. Toen sprak Paulus de opvarenden als volgt toe: ‘Had maar naar mij geluisterd, dan waren we op Kreta gebleven. Dan waren ons deze moeilijkheden bespaard gebleven en was er niets verloren gegaan. Maar toch roep ik jullie op om moed te houden, want niemand van jullie zal omkomen, alleen het schip zal verloren gaan. De afgelopen nacht werd ik namelijk bezocht door een engel van de God aan wie ik toebehoor en die ik dien. Hij zei: “Wees niet bang, Paulus, je moet voor de keizer verschijnen, en daarom heeft God je in zijn goedheid het leven van alle opvarenden geschonken.” Houd dus moed, mannen, want ik vertrouw op God dat het zo zal gaan als me gezegd is. We zullen stranden op een of ander eiland.’ Toen de veertiende nacht aanbrak, waren we nog steeds op drift in de Adriatische Zee. Omstreeks middernacht vermoedde de bemanning dat we land naderden. Ze gooiden het dieplood uit en peilden twintig vadem, en na even gewacht te hebben gooiden ze het lood nog eens uit en peilden toen vijftien vadem. Uit angst om op een klip te lopen, wierpen ze van de achtersteven vier ankers uit en baden dat het dag mocht worden. Maar toen de bemanning het schip wilde verlaten en de sloep te water liet onder het mom dat ze ook boegankers wilden uitbrengen, zei Paulus tegen de centurio en de soldaten: ‘Als zij niet aan boord blijven, kunnen jullie niet worden gered.’ Daarop kapten de soldaten de touwen van de sloep en lieten hem in zee vallen.” (NBV21)

Tussenzang: Lied 107: 12, 13

Schepen, omhooggedragen
op golfslag van de dood,
zinken terneergeslagen
weer in de waterschoot.
Als zo de storm opsteekt,
hoezeer wordt allerwegen
gebeden en gesmeekt
om Gods reddende zegen!

Hun vege levens spaart Hij,
de golven maakt Hij stil.
Het stormgeweld bedaart Hij,
het voegt zich naar zijn wil.
Scheepsvolk, heradem weer,
gij kunt aan rust u laven
en dankt nu God den HEER,
Hij leidt u naar de haven.

2de Schriftlezing: Handelingen 27:33-44

“Kort voor het aanbreken van de dag spoorde Paulus iedereen aan om iets te eten. Hij zei: ‘Jullie wachten nu al veertien dagen af, zonder ook maar iets gegeten te hebben. Ik raad jullie aan om nu iets te eten, want dat zal bijdragen aan jullie redding; niemand van jullie zal een haar worden gekrenkt.’ Toen hij dat gezegd had, nam hij een stuk brood, dankte God in aanwezigheid van allen, brak het brood en begon te eten. Dat gaf de anderen moed, zodat ook zij gingen eten. In totaal waren we met tweehonderdzesenzeventig mensen aan boord. Nadat iedereen genoeg had gegeten, maakten ze het schip lichter door het graan overboord te gooien. Toen het licht werd, herkenden ze de kust niet, maar ze zagen een baai met een strand en besloten een poging te doen om het schip daar aan de grond te zetten. Ze maakten de ankers los en gaven ze prijs aan de zee, en tegelijkertijd haalden ze de riemen weg waarmee het dubbelroer vastzat. Toen hesen ze het voorzeil en hielden voor de wind aan op het strand. Ze stootten echter op een zandbank, en daar liep het schip aan de grond. De boeg kwam onbeweeglijk vast te zitten, en door het geweld van de golven begon de achtersteven te breken. De soldaten vatten het plan op om de gevangenen te doden, zodat niemand zwemmend zou kunnen vluchten. Maar de centurio, die wilde dat Paulus in leven bleef, verijdelde hun plan en gaf bevel dat eerst degenen die konden zwemmen overboord moesten springen om aan land te gaan en daarna de anderen, op planken of stukken wrakhout. En zo kwamen allen behouden aan wal.” (NBV21)

Tussenzang: Lied 107: 14, 15

Als gij zijt aangekomen
en ’t anker vallen laat,
zingt mee het lied der vromen,
hoort hun beproefde raad:
God die de wereld schiep
gaf u de goede rede,
looft Hem die ’t water riep
en op de zee kan treden.

Laat ons nu voor den HERE
zijn goedertierenheid
toezingen en vereren
de God die ons bevrijdt.
Want wie zijn hulp verlangt,
Hem aanroept in gebeden,
verlost Hij uit de angst
en leidt Hij tot den vrede.

Preek

Muzikaal meditatief moment

Lied na de preek: Lied 993

Samen op de aarde,
dat beloofde land,
God zal ons bewaren,
want Hij houdt in stand

wat Hij heeft geschapen
met zijn hand, zijn woord.
Hij zal niet verlaten
wat Hem toebehoort.

’t Westen en het oosten,
voor- en nageslacht,
om zijn naam te troosten
zijn zij aangebracht;

om zijn naam te prijzen
gaf Hij zon en maan,
wijzen en onwijzen
gunt Hij één bestaan.

Israël, Egypte,
stem en tegenstem,
hoogtepunt en diepte –
alles zegent Hem,

want Hij zal verzoenen
wat vijandig is,
nieuwe namen noemen,
voor een oud gemis.

Kerk en wereld samen,
vasteland en zee,
worden ja en amen,
ja uit ja en nee.

Dankzegging en voorbeden, stil gebed en gezamenlijk Onze Vader

Collecte

(allen gaan staan)

Slotlied: Hemelhoog Lied 253

O eeuw’ge Vader, sterk in macht,
wiens arm betoomt der baren kracht,
die wijst de grondlooz’ oceaan
de hem gestelde perken aan,
o wil verhoren onze beê
voor hen die zijn in nood op zee!

O Christus, wiens bestraffend woord
door wind en water werd gehoord,
die onder ’t stormen rustig sliep
en wandeld’ over ’t schuimend diep,
o wil verhoren onze beê
voor hen die zijn in nood op zee!

O Geest, die op de grote vloed
gelijk een vogel hebt gebroed,
breng Gij ’t geweld der zee tot staan
en laat de mens met vrede gaan.
O wil verhoren onze beê
voor hen die zijn in nood op zee!

O God, die ons behoeden wilt,
bescherm de broeders, wees hun schild
in storm en strijd, ga met ze mee
en red ze van ’t geweld der zee,
dat land en water wijd en zijd
lofzingen uw barmhartigheid.

Zegen

Orgelspel