Zondag 15 mei 2022, Maartenskerk 10.00 uur, 5de zondag van Pasen
Thema: de hongerigen voeden (II)

Orgelspel

Welkom en mededelingen

Aansteken van de tafelkaarsen aan de Paaskaars met kaarsenlied Lied 290:

Licht van Pasen, zondagslicht, levensgloed op ons gezicht,
ga ons voor en vuur ons aan om verlicht op weg te gaan.

(allen gaan staan)

Aanvangslied: Lied 67a: 1, 2, 3

Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer,
halleluja, halleluja!

Ja, heel de aarde moet God wel prijzen,
loven zijn machtig beleid,
omdat Hij steeds op wondere wijze
alles bestuurt in gerechtigheid.

Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer,
halleluja, halleluja!

Ja, God is goed, schenkt ons zijn zegen;
toont ons zijn aanschijn van licht,
Hij gaat ons voor op alle wegen,
heeft uit de zonde ons opgericht.

Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer,
halleluja, halleluja!

Hij is de God, die ons verblijdde,
die onze nood heeft verstaan;
die ons een hemels paasmaal bereidde
en zonder vrees door de wereld laat gaan.

Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer,
halleluja, halleluja!

Moment van stilte

Groet
v Genade en vrede, u en jullie allemaal,
van God onze Vader en van Jezus Christus de Heer.
a Amen.

Bemoediging
v Onze Hulp is in de Naam van de Heer,
a die hemel en aarde gemaakt heeft,
v die trouw blijft tot in eeuwigheid
a en niet loslaat het werk van zijn handen.

Gebed van toenadering, afgesloten met …
v .… dit bidden wij U in de naam van Jezus Christus, onze Heer.
a Amen.

Vervolg aanvangslied: Lied 67a: 4

Laat alle volken uw almacht vrezen,
aller lof zij U gewijd,
laat Heer, uw Naam bezongen wezen,
in aller eeuwen eeuwigheid.

Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer,
halleluja, halleluja!

(allen gaan zitten)

Inleiding op de zondag

Lied bij het begin: Bundel Hemelhoog Lied 105

Waar zal ik heen gaan, tot wie mij wenden?
Wie spreekt de waarheid die eeuwig bestaat?
Alleen bij U, Heer, heb ik gevonden,
de weg naar ’t leven dat niet vergaat.

Waar zal ik heen gaan, tot wie mij wenden?
Wie breekt het brood dat mijn zoekend hart voedt?
Alleen bij U, Heer, heb ik gevonden,
liefde en vrede in overvloed.

Waar zal ik heen gaan, tot wie mij wenden?
Wie is de wijnstok die mijn ranken draagt?
Alleen bij U, Heer, heb ik gevonden,
de vaste grond die mij steunt en schraagt.

Waar zal ik heen gaan, tot wie mij wenden?
Wie reikt het water dat mij kracht hergeeft?
Alleen bij U, Heer, heb ik gevonden,
stromen van zegen, de bron die leeft.

Waar zal ik heen gaan, tot wie mij wenden?
Wie is het licht dat het duister bestrijdt?
Alleen bij U, Heer, heb ik gevonden,
uitzicht op toekomst, in eeuwigheid.

Gebed

Danklied: Lied 975: 1, 3

Jezus roept hier mensen samen
die in woord, gebed en lied
Gods aanwezigheid beamen,
geen belofte gaat teniet.
Prijs nu God, die goed en trouw is,
prijs de Zoon, die mensen kent,
prijs de Geest die als de Trooster
zich naar ons heeft toegewend.

Jezus roept ons tot de ander,
zo verschillend als wij zijn,
ras of huidskleur, rangen, standen –
Jezus trekt geen scheidingslijn.
Ga met vrienden en met vreemden,
ga met mensen, groot en klein,
ga met zaligen en zoekers,
die op zoek naar waarheid zijn.

Inleiding op de Schriftlezing(en)

Schriftlezing: Lukas 14:7-14

“Hij vertelde de genodigden een gelijkenis, want hij had gezien hoe ze de ereplaatsen voor zichzelf kozen. Hij zei tegen hen: ‘Wanneer u door iemand wordt uitgenodigd voor een bruiloft, kies dan niet de ereplaats, want misschien is er wel iemand uitgenodigd die voornamer is dan u, en dan moet uw gastheer tegen u zeggen: “Sta uw plaats aan hem af.” Dan zult u beschaamd de minste plaats moeten innemen. Als u wordt uitgenodigd, kies dan de minste plaats, zodat uw gastheer tegen u zal zeggen: “Kom toch dichterbij!” Dan wordt u eer betoond ten overstaan van iedereen die samen met u aan tafel aanligt. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, en wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.’ Hij zei ook tegen degene die hem had uitgenodigd: ‘Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft, vraag dan niet uw vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren, in de verwachting dat zij u op hun beurt zullen uitnodigen om iets terug te doen. Wanneer u mensen ontvangt, nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit. Dan zult u gelukkig zijn, zij kunnen voor u dan wel niets terugdoen, maar u zult ervoor beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.’

Tussenzang: Lied 990: 1, 2, 3

De laatsten worden de eersten,
wie knielde krijgt een troon,
de knechten mogen heersen,
de dienaar heet een zoon.

O Heer, o eerstgeboren
van allen uit de dood,
Gij zoekt wat is verloren,
Gij maakt het leven groot.

Gij die als allerlaatste
ter wereld wederkomt,
Gij wijst ons onze plaatsen
wanneer de strijd verstomt.

Vervolg Schriftlezing: Lukas 14: 15-24

Toen een van de anderen die aan tafel aanlagen dit hoorde, zei hij tegen hem: ‘Gelukkig al wie zal deelnemen aan de maaltijd in het koninkrijk van God!’ Jezus vervolgde: ‘Iemand wilde een groot feestmaal geven en nodigde tal van gasten uit. Toen het tijd was voor het feestmaal, stuurde hij zijn dienaar naar de genodigden om tegen hen te zeggen: “Kom, want alles is klaar.” Maar een voor een begonnen ze zich te verontschuldigen. De eerste zei: “Ik heb net een akker gekocht, die ik beslist moet gaan bekijken. Tot mijn spijt kan ik de uitnodiging niet aannemen.” En een ander zei: “Ik heb vijf span ossen gekocht en ik ga ze keuren; tot mijn spijt kan ik de uitnodiging niet aannemen.” Weer een ander zei: “Ik ben pas getrouwd en daarom kan ik niet komen.” Toen de dienaar teruggekomen was, bracht hij zijn heer verslag uit. De heer des huizes ontstak in woede en zei tegen zijn dienaar: “Ga vlug de stad in en breng uit de straten en stegen de armen en kreupelen en blinden en verlamden hierheen.” Toen de dienaar hem kwam melden: “Heer, wat u hebt opgedragen is gebeurd, en nog is er plaats,” zei de heer tegen hem: “Ga naar de wegen en de akkers buiten de stad en nodig iedereen met klem uit, want mijn huis moet vol zijn. Ik zeg jullie: niemand van degenen die eerst uitgenodigd waren, zal van mijn feestmaal proeven.”’” (NBV)

Tussenzang: Lied 990: 4, 5, 6

Wie zelf zich hoog verheffen,
die slaat zijn oordeel neer,
de bergen worden vereffend,
de zee zwijgt voor de Heer.

Maar wie zich heeft gebogen
voor wat Hij geboden heeft,
die zal Hij ook verhogen
zo waar Hij eeuwig leeft.

De laatsten worden de eersten,
wie knielde krijgt een troon,
wie slaaf was mag nu heersen,
de vreemdeling wordt zoon.

Preek

Muzikaal meditatief moment

Lied na de preek: Lied 146a: 1, 2, 6, 7

Laat ons nu vrolijk zingen!
Kom, heft uw liederen aan
voor Hem, wie alle dingen
altijd ten dienste staan.
Ik wil de Heer daarboven
lofprijzen hier op aard,
ja, Hem van harte loven,
die veilig mij bewaart.

Hoe goed is ’t hun die bouwen
op Israëls vaste rots,
hun die zich toevertrouwen
de trouwe handen Gods.
Zij hebben ’t heil verkregen,
de allerschoonste schat;
God leidt hen op zijn wegen,
hun voet wordt moe noch mat.

Hij is het licht der blinden,
der zwakken steun en staf.
Die zich in rouw bevinden,
neemt Hij de droefheid af.
Maar allen die Hem haten,
hun wegen maakt Hij krom;
wat zij in trots bezaten,
keert Hij in gramschap om.

Ik arme en geringe,
hoe zou ik voor uw troon
U lof en dank toezingen?
Gij zijt zo groot, zo schoon.
Maar omdat Gij mijn leven
duldt voor uw aangezicht,
mag ik, o Heer, U geven
de weerglans van uw licht.

Dankzegging en voorbeden, stil gebed en gezamenlijk Onze Vader

Collectemoment

(allen gaan staan)

Slotlied: Lied 422

Laat de woorden
die we hoorden
klinken in het hart.
Laat ze vruchten dragen
alle, alle dagen
door uw stille kracht.

Laat ons weten,
nooit vergeten
hoe U tot ons spreekt:
sterker dan de machten
zijn de zwakke krachten,
vuur dat U ontsteekt.

Laat ons hopen,
biddend hopen,
dat de liefde wint.
Wil geloof ons geven
dat door zo te leven
hier Gods rijk begint.

Zegen

Orgelspel