Zondag 1 januari 2023, Maartenskerk 11.00 uur, Nieuwjaarsmorgendienst

Orgelspel

Welkomstwoord en mededelingen

Aansteken van de kerstkaarsen aan de Paaskaars met kaarsenlied Hemelhoog Lied 143: 4

Mensen dromen mooie dromen
van een wereld, licht en fijn.
Steek een kaars aan, die vertelt je
hoe de wereld eens zal zijn.
Refrein:
Het wordt anders, het wordt lichter.
Het wordt licht voor jou en mij
en voor iedereen op aarde.
Het is Kerst. God is dichtbij.

(allen gaan staan)

Aanvangslied: Lied 93: 1, 2, 3

De HEER is Koning, Hij regeert altijd,
omgord met macht, bekleed met majesteit.
Hij grondvest d’aarde, houdt haar vast in stand.
Onwrikbaar staat het bouwwerk van zijn hand.

Uw troon staat van de aanvang af gesteld
op vaste pijlers in het oergeweld.
Rivieren slaan, rivieren slaan, o HEER,
het water stijgt, het water stijgt steeds meer.

Geweldiger dan water en dan wind
is in de hoogte God die overwint.
Geweldig is de HERE die zijn voet
plant op de nek van deze watervloed.

Moment van stilte

Groet
v Genade en vrede, u en jullie allemaal,
van God onze Vader en van Jezus Christus de Heer.
a Amen.

Bemoediging
v Onze Hulp is in de Naam van de Heer,
a die hemel en aarde gemaakt heeft,
v die trouw blijft tot in eeuwigheid
a en niet loslaat het werk van zijn handen.

Gebed van toenadering, afgesloten met …
v .… dit bidden wij U in de naam van Jezus Christus, onze Heer.
a Amen.

Vervolg aanvangslied: Lied 93: 4

Uw macht is groot, uw trouw zal nooit vergaan,
al wat Gij ooit beloofd hebt, blijft bestaan.
Tot sieraad is uw hoge heiligheid
en in die glans trotseert uw huis de tijd.

(allen gaan zitten)

Inleiding op de zondag

Lied bij het begin: Lied 513

God heeft het eerste woord.
Hij heeft in den beginne
het licht doen overwinnen,
Hij spreekt nog altijd voort.

God heeft het eerste woord.
Voor wij ter wereld kwamen,
riep Hij ons reeds bij name,
zijn roep wordt nog gehoord.

God heeft het laatste woord.
Wat Hij van oudsher zeide,
wordt aan het eind der tijden
in heel zijn rijk gehoord.

God staat aan het begin
en Hij komt aan het einde.
Zijn woord is van het zijnde
oorsprong en doel en zin.

Gebed om ontferming

Antwoordlied: Lied 906: 8

Heer kom in mij wonen, zij mijn hart en leven,
U ten heiligdom gegeven.
Gij die zo nabij zijt, wend mij toe uw wezen,
dat Ge in mij uw beeld moogt lezen.
Waar ik ga, zit of sta,
laat mij U aanschouwen
met een stil vertrouwen.

Gebed

Inleiding op de Schriftlezingen

1ste Schriftlezing: Openbaring 21:9-18
“Een van de zeven engelen met de offerschalen die gevuld waren met de laatste zeven plagen kwam op me af en zei: ‘Ik wil je de bruid laten zien, de vrouw van het lam.’ Ik raakte in vervoering, en hij nam mij mee naar een heel hoge berg en liet me de heilige stad Jeruzalem zien, die uit de hemel neerdaalde, bij God vandaan. De stad schitterde door Gods luister, met een schittering als van een edelsteen, als een kristalheldere jaspis. Ze had een grote, hoge muur met twaalf poorten en bij elke poort stond een engel. Op de poorten waren namen geschreven: de namen van de twaalf stammen van Israëls zonen. Vanuit het oosten gezien waren er drie poorten, vanuit het noorden drie, vanuit het zuiden drie en vanuit het westen drie. De stadsmuur had twaalf grondstenen, met daarop de namen van de twaalf apostelen van het lam. Degene die met mij sprak had een gouden meetstok om daarmee de stad, de poorten en de muur op te meten. De stad was vierkant, even lang als breed. Hij mat de stad met zijn meetstok: twaalfduizend stadie, zowel in de lengte als in de breedte en in de hoogte. Hij mat de stadsmuur: honderdvierenveertig el, in gewone mensenmaat, die ook engelenmaat is. De muur was gemaakt van jaspis, en de stad zelf was van zuiver goud, helder als glas.” (NBV21)

Tussenzang: Hemelhoog Lied 121: 1, 2, 3, 4

Nu gaan de bloemen nog dood,
nu gaat de zon nog onder.
En geen mens kan zonder
water en zonder brood.
Refrein
Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw,
de hemel en de aarde.
Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw,
de hemel en de aarde.

Nu ben je soms nog alleen,
nu moet je soms nog huilen.
En als je weg wilt schuilen
kun je haast nergens heen.
Refrein

Nu heb je nooit genoeg,
nu blijf je steeds iets missen,
en in het ongewisse
of je ooit krijgt wat je vroeg.
Refrein

Daar is geen zon en geen maan.
Daar zal God ons verlichten.
Daar zullen alle gezichten
vol van zijn heerlijkheid staan.
Refrein

2de Schriftlezing: Openbaring 21:21-25
“De twaalf stadspoorten waren twaalf parels, elke poort een parel op zich. De straten van de stad waren van zuiver goud en schitterden als glas. Maar een tempel zag ik niet in de stad, want God, de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het lam. De stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig: over haar schijnt Gods luister, en het lam is haar licht. De volken zullen in haar licht leven en de koningen op aarde brengen daar hun eerbewijzen. De poorten zullen overdag nooit gesloten worden, en nacht zal het er niet meer zijn.” (NBV21)

Tussenzang: Hemelhoog Lied 121: 5, 6

Daar is geen dorst of verdriet.
Daar zal God ons omgeven.
Daar is gelukkig leven
en het eindigt niet.
Refrein

Zing voor de eeuwige dag.
Zing voor zijn komst en zeg ‘amen’.
Zing voor de Heer die ons samen
daar al van eeuwigheid zag.
Refrein

Preek

Muzikaal meditatief moment

Lied na de preek: Lied 885

Groot is uw trouw, o Heer, mijn God en Vader.
Er is geen schaduw van omkeer bij U.
Ben ik ontrouw, Gij blijft immer Dezelfde
die Gij steeds waart, dat bewijst Gij ook nu.
Refrein:
Groot is uw trouw, o Heer,
groot is uw trouw, o Heer,
iedere morgen aan mij weer betoond.
Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven.
Groot is uw trouw, o Heer, aan mij betoond.

Gij geeft ons vrede, vergeving van zonden,
en uw nabijheid, die sterkt en die leidt:
Kracht voor vandaag, blijde hoop voor de toekomst.
Gij geeft het leven tot in eeuwigheid. -2x-
Refrein:
Groot is uw trouw, o Heer,
groot is uw trouw, o Heer,
iedere morgen aan mij weer betoond.
Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven.
Groot is uw trouw, o Heer,
aan mij betoond.

Dankzegging en voorbeden, stil gebed en gezamenlijk Onze Vader

Collectemoment

(allen gaan staan)

Slotlied: Lied 90a

O God, die droeg ons voorgeslacht
in nacht en stormgebruis,
bewijs ook ons uw trouw en macht,
wees eeuwig ons tehuis!

De schaduw van uw troon omsloot
uw heiligen weleer,
bij U beveiligd is ons lot
en zeker ons verweer.

Gij zijt, van vóór Gij zee en aard’
hebt door uw woord bereid,
altijd dezelfde, die Gij waart,
de God der eeuwigheid!

En duizend jaar gaan als de dag
van gisteren voor U heen,
een schaduw, een gedachte vaag,
een nachtwaak, die verdween.

De tijd draagt alle mensen voort
op zijn gestage stroom;
ze zijn als gras, door zon verdord,
vervluchtigd als een droom.

O God, die droeg ons voorgeslacht
in tegenspoed en kruis,
wees ons een gids in storm en nacht
en eeuwig ons tehuis!

Zegen

Orgelspel