Paaswake 3 april 2021 in de Maartenskerk

(stilte)

Intocht van het licht

Lof van het licht (staande) Lied 600: 1, 3 en 5

1 Licht, ontloken aan het donker,
licht, gebroken uit de steen,
licht, waarachtig levensteken,
werp uw waarheid om ons heen!

3 Licht, aan liefde aangestoken,
Licht, dat door het donker brandt,
Licht, jij lieve lentebode,
zet de nacht in vuur en vlam!

5 Licht, straal hier in onze ogen,
Licht, breek uit in duizendvoud,
Licht, kom ons met stralen tooien,
ga ons voor van hand tot hand!

De Paaswake-lezingen, gezongen en gesproken

Schepping: Psalm 104: 1-4,

“Prijs de HEER, mijn ziel. HEER, mijn God, hoe groot bent u.

U gaat gekleed in licht en luister, omhult u met licht als een mantel
U spant de hemelen uit als een tentdoek
U bouwt op het hemelwater uw zalen
U maakt de wolken tot uw wagen
U wandelt op de vleugelen van de wind
U maakt de stormwind tot uw heraut
U maakt laaiend vuur tot uw helper”.

Bevrijding: Alles wordt nieuw I,7: 1, 2, 3

1 Vannacht zal het wonder gebeuren,
wij hebben het lam reeds geslacht,
zijn bloed streken wij aan de deuren,
Egypte zal huis aan huis treuren,
maar wij gaan op reis deze nacht. (2x)

2 Wij moeten ons brood haastig eten.
Het is weliswaar niet goed gaar,
maar wat hindert dat, nu wij weten
dat de Heer ons niet heeft vergeten,
met mantels al aan staan wij klaar. (2x)

3 Vannacht komen wij weer tot leven,
en gaan in een lange stoet,
naar `t land dat de Heer ons zal geven,
waar geen zweep meer wordt opgeheven,
waar wij leven in overvloed. (2x)

Bezieling: Psalm 42: 1-5 door de lector

“Voor de leider van de muzikanten.
Een kunstig lied op naam van Korachs zonen.

Zoals een hinde om waterstromen schreeuwt,
zo schreeuwt mijn keel naar U, God.
Mijn keel dorst naar God,
naar de levende God.
Wanneer mag ik bij God komen,
en zijn aanschijn zien?
Mijn tranen zijn voor mij voedsel
voor de dag en de nacht,
heel de dag hoor ik almaar zeggen:
‘Waar is die God van jou?’
Dit alles bedenk ik
en ik laat mijn gemoed de vrije loop:
wanneer ik optrek in de stoet,
met de anderen optrek naar Gods huis,
in een feestelijke stoet,
waar alles van dankbaarheid zingt en danst.
Waarom, mijn ziel,
zo moedeloos?
Waarom zo vol zelfbeklag?
Wacht toch op God:
eens komt de dag dat ik danken mag,
mijn God, mijn redding.”

Tussenzang: Lied 767: 1, 5, 6

De toekomst van de Heer is daar
en voor zijn voeten uit
gaan vrede en rechtvaardigheid
als bruidegom en bruid.

Want groot zijt Gij en daden groot
zijn door uw hand gedaan;
het graan ontkiemt ternauwernood,
het sterft om op te staan.

Gij hebt de groeve toegedekt
waarin de korrel viel
om weer te worden opgewekt:
Adam met hart en ziel.

De Doopgedachtenis

v. Broeders en zusters,
de apostel Paulus schrijft:
‘Weet u niet dat wij die gedoopt zijn
in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood?
We zijn door de doop in zijn dood met hem
begraven om, zoals Christus door de macht
van de Vader uit de dood is opgewekt,
een nieuw leven te leiden.’

GELOOFSBELIJDENIS (allen gaan staan)

v. Broeders en zusters,
in de doop zijn wij met Christus begraven
om met Hem tot nieuw leven te worden opgewekt.
Daarom willen wij onze doop gedenken
en als nieuw ons geloof belijden:

Wij geloven in God Die alles heeft gemaakt,
de zon en de sterren, de dieren en de bloemen,
de kinderen en de mensen, de hemel en de aarde.
a. Wij geloven in God de Vader.

v. Wij geloven in Jezus Christus. Die veel van ons houdt.
Die mens is zoals wij. Die voor ons is gestorven,
maar uit de dood is opgestaan en voor altijd leeft bij de Vader.
a. Wij geloven in Gods Zoon, Jezus Christus.

v. Wij geloven in de Heilige Geest.
En wij geloven in een heilige, Christelijke Kerk,
waar wij Gods Woord mogen horen
en wij het brood met elkaar delen.
Wij geloven dat God al onze schulden vergeeft.
a. Wij geloven dat ook wij eeuwig mogen leven. Amen.

(allen gaan zitten)

Evangelielezing: Markus 16: 1-8
“Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om hem te balsemen. Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk. Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd. Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”’ Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.”

Antwoordlied: Lied 631: 1, 2, 4

1 Tussen waken, tussen dromen,
in het vroege morgenlicht,
wordt de steen van ’t graf genomen,
horen vrouwen het bericht
dat door dood en duisternis
Jezus leeft en bij ons is.

2 Zij die zich als eersten buigen
over leven in haar schoot
zijn op Pasen kroongetuigen
van nieuw leven uit de dood.
Vrouwen hebben Hem ontmoet,
weten zich bevrijd voorgoed.

4 Lente kleurt de kale bomen,
door het leven aangeraakt
bloeien bloemen aan de zomen,
zo wordt alles nieuw gemaakt.
Juichend stemt het leven in
met de toon van het begin.

Dankgebed

Slotlied: Lied 608 (uitvoering met Lenny Kuhr (allen staan)

De steppe zal bloeien
de steppe zal lachen en juichen.
De rotsen die staan
vanaf de dagen der schepping
staan vol water, maar dicht
de rotsen gaan open.
Het water zal stromen
het water zal tintelen, stralen,
dorstigen komen en drinken.
De steppe zal drinken,
de steppe zal bloeien,
de steppe zal lachen en juichen.

De ballingen keren
zij keren met blinkende schoven.
Die gingen in rouw
tot aan de einden der aarde
één voor één, en voorgoed
die keren in stoeten.
Als beken vol water
als beken vol toesnellend water
schietend omlaag van de bergen.
Met lachen en juichen –
die zaaiden in tranen
die keren met lachen en juichen.

De dode zal leven.
De dode zal horen: nu leven.
Ten einde gegaan
en onder stenen bedolven
dode, dode, sta op,
het licht van de morgen.
Een hand zal ons wenken
een stem zal ons roepen: Ik open
hemel en aarde en afgrond.
En wij zullen horen
en wij zullen opstaan
en lachen en juichen en leven.

Zegen

v In ons hart en in ons huis:
a de zegen van God.
v In ons komen en in ons gaan:
a de vrede van God.
v In ons leven, op onze zoektocht:
a de liefde van God.
v bij het einde, nieuw begin:
a de armen van God om ons te ontvangen, thuis te brengen.

Orgelspel